Veiligheid en Vrijheid, of een onderdeel van vrijheid (zoals privacy), worden vaak tegenover elkaar gezet in beleidsdiscussies. Vaak is het idee, dat er een soort balans tussen de twee moet zijn. Volledige vrijheid is voor velen ondenkbaar, maar een zekere mate van vrijheid willen we allemaal. Meestal zijn “anderen” de beperkende factor in de afweging hoeveel vrijheid “mensen” in het algemeen zouden moeten hebben. De beperking van de vrijheid van die “anderen”, door een controlemechanisme als bijvoorbeeld een overheid, zorgt voor een bepaalde “veiligheid”. Althans, dat is de logica.
De mate waarin wij vrijheden willen beperken om ons veilig te voelen, is afhankelijk van het vertrouwen dat wij hebben in onze medemens. Wie veel vertrouwen heeft in de medemens, zal hem meer vrijheid toekennen, dan iemand met een minder positief mensbeeld. Dit zien wij ook terug in de vaak aangehaalde discussie tussen de standpunten van de Engelse filosoof Thomas Hobbes (1588-1679), die voorstander was van een sterke overheid die vrijheden beperkte, en de Engelse filosoof John Locke (1632 –1704) die juist geloofde in meer individuele vrijheden en minder centrale controle.
Eerstgenoemde zag mensen met te veel vrijheid als een risico voor de orde, en laatstgenoemde dacht dat vrije mensen onderling juist tot een mooiere orde konden komen.
Angst als drijfveer voor vrijheidsbeperking
Vooral de perceptie, “het gevoel”, blijkt in de discussie doorslaggevend te zijn en niet de daadwerkelijke cijfers. In cijfers uitgedrukt zijn de meeste westerse landen, waaronder ook Nederland, de afgelopen decennia steeds veiliger geworden. Het aantal ernstige misdaden daalt, het aantal verkeersslachtoffers daalt, maar toch blijft de roep om meer controle en dus vrijheidsbeperking groeien. Het behoeft geen uitleg dat de media hier een belangrijke rol in spelen. Want zelfs mensen die in een afgelegen dorp wonen en zelf nooit ernstige criminaliteit hebben meegemaakt, kunnen zich, door het kijken naar “opsporingsprogramma’s” of constante aandacht in de media voor ongrijpbaar “terrorisme”, bijzonder onveilig voelen.
Onze angst voor “anderen” is dus grotendeels gebaseerd op een “gevoel” en niet op cijfers. De vrijheidsbeperkingen waar op basis van die angst geroepen wordt, is op grond van de data alleen meestal disproportioneel.
Een ontwikkeling die langer speelt…
Het “disproportioneel” verlies van vrijheden is een ontwikkeling die langer gaande is. Door de focus op veiligheid, een “veiligheidsdenken”, worden vrijheden al decennia lang steeds verder beperkt. Telkens in ruil voor een zekere belofte van veiligheid. Vaak wordt de effectiviteit van vrijheidsbeperkende maatregelen niet of nauwelijks wetenschappelijk onderbouwd, terwijl ze wel altijd aantoonbaar negatieve bijwerkingen hebben. Ze verminderen immers de vrijheden van individuen. Vaak worden ze geaccepteerd omdat de meeste mensen door een specifieke beperking niet geraakt worden in hun vrijheid en zich niet kunnen voorstellen wie er van die vrijheid gebruik zou willen maken.
De “war on cash” als voorbeeld van disproportionaliteit
Denk aan het op handen zijnde verbod op contante transacties van meer dan 3000,- Euro. Het gepresenteerde doel is om criminaliteit, witwassen en terrorisme financiering tegen te gaan. Zo’n voorstel is niet wetenschappelijk onderbouwd, maar publiek begrip hiervoor is snel gewonnen. De meeste mensen betalen zelden contant met grote bedragen, waardoor het voor de indiener van dergelijke wetgeving gemakkelijk is om alle uitzonderingen daarop te framen als “dubieus” of zelfs “crimineel”. Want “wat hebben ze te verbergen?”. Daarbij wordt bewust weggelaten dat dergelijke beperkingen van contante transacties ook de particuliere banken ten goede komen, aangezien zij blij zijn met al die persoonlijke aankoopdata van mensen. Wat niet cash gaat, gaat immers via de bank! Er zijn dus zeker grote particuliere belangen bij het beperken van “cash transacties”.
Mensen die liever niet willen dat banken weten waaraan zij hun eerlijk verdiende geld uitgeven, en bijvoorbeeld een duurdere scooter of een horloge contant willen afrekenen, worden dus ook geschaard onder de “dubieuze” personen. En dat staat nog los van het democratische aspect van contant geld, dat het enige geld is dat nog door een (semi)publieke instantie in omloop wordt gebracht. Dus ook de vrijheid om met publiek in omloop gebracht geld, eerlijke aankopen tussen de 3000,- en 10000,- buiten de datafuiken van de particuliere banken te houden, wordt de wetsgetrouwe burgers ontnomen. In hoeverre dergelijke vrijheidsbeperkingen criminaliteit tegengaan en dus zouden zorgen voor meer “veiligheid” wordt vrijwel nooit wetenschappelijk onderbouwd.
Beperkte aandacht binnen (rechts-) wetenschap in Nederland
Als iemand die in 2011 aan de Rechtenfaculteit van de Universiteit Utrecht is afgestudeerd op “datamining” in het strafrecht, heb ik van dichtbij kunnen meemaken dat er ook binnen de opleiding weinig werd stilgestaan bij de jarenlange uitbreiding van bevoegdheden van de overheid om controle over burgers te krijgen in een zogenaamde drang naar “veiligheid”. Een ontwikkeling waardoor vrijheden en rechten van burgers steeds verder worden beperkt. Hoewel deze ontwikkeling bij tijd en wijlen in de faculteit Strafrecht werd genoemd, werd deze grotendeels afgedaan als een gegeven ontwikkeling, waarvan verdere discussie een politieke aangelegenheid was. Kritiek op de jarenlange, constante beperking van rechten en vrijheden, was geen onderdeel van de universitaire rechtenopleiding. En dat terwijl fundamentele rechtsbeginselen daadwerkelijk onder druk staan. Nu dus nog meer dan ooit. Het roept de vraag op of ook binnen de rechtswetenschap de menselijke drang naar veiligheid/zekerheid ons blind maakt voor andere belangen die van belang zijn voor een gelukkig bestaan.
Een vrijere toekomst, begint bij jezelf
In onze collectieve drang naar veiligheid, vergroten wij de invloed van gecentraliseerde macht op ons dagelijks leven en geven wij vrijheden uit handen. Waar eindigt die ontwikkeling? Wie profiteren daarvan? Wat betekent dat voor ons mens zijn? Het is goed om daarbij stil te staan, zonder in die vragen te verdrinken.
Uiteindelijk kleven er risico’s aan het leven en aan de interactie met anderen. Als we echt vrijheid ambiëren, moeten we ons realiseren dat we voor onze vrijheid afhankelijk zijn van anderen, maar dat anderen daarin dus ook afhankelijk zijn van ons. We zijn zo vrij als we anderen vrijheid gunnen.
Door meer te letten op onze eigen omgeving en minder op de gevaren “op het scherm”, kunnen wij ons mensbeeld positief bijstellen. Zodra we meer naar de echte wereld om ons heen kijken, zal vanzelf de angst grotendeels verdwijnen en zodra de angst verdwijnt, bloeit de liefde op en kunnen we samen werken aan een mooiere en vrijere toekomst!